Het muzikale erfgoed van Cor Booy

De orgelzaal van Cor Booy in Sint Pancras

cor_booy_speelt_in_orgelzaal

Een curiosum in het Noordhollandse land is zeker de orgelzaal die Cor Booy, in de wandeling ‘boer Booy’ genoemd, liet bouwen in Sint-Pancras (thans Alkmaar-Noord).
Destijds gelegen midden in de koolvelden, alleen per boot bereikbaar. Booy’s orgelliefhebberij ging zo ver, dat hij een heuse orgelzaal stichtte, waarin hij door de fa. Bern. Pels & Zn. te Alkmaar een tweeklaviers electro-pneumatisch orgel liet plaatsen.

De foto toont Cor Booy als organist  op zijn eigen huisorgel. Tal van organisten werden door Booy uitgenodigd tot het geven van orgelbespelingen op dit orgel. Bespelingen, die door een grote schare van liefhebbers werden bijgewoond. Na Booy’s overlijden is van het complex een stichting gemaakt. De zaal is nu beter bereikbaar. Er vinden nog steeds concerten plaats.

Midden tussen de bebouwing van de Alkmaarse woonwijk Daalmeer staat een klein huisje met daarachter een karakteristiek gebouw. Het geheel wordt omgeven door sloten en dichte bossages. Bordjes tussen het struikgewas wijzen de weg naar het gebouw: Orgelzaal Booy. Een gebouw met een boeiende en interessante geschiedenis. (Wie iets meer wil weten over deze merkwaardige polder kan hierboven op “Daalmeer” klikken voor het verhaal van Joop Vermeer.)

Een snelweg doorsnijdt het vroegere poldergebied van Sint Pancras en enkele honderden woningen hebben de orgelzaal van Cor Booy volledig ‘ingepakt’. De orgelzaal heeft de grootscheepse herverkaveling en bebouwing van de polder allemaal overleefd. Ook na het overlijden van Booy in 1988 vinden er nog volop muzikale activiteiten in deze zaal plaats.

Klik op de foto voor een vergroting.

Vanuit de lucht is goed te zien hoe de ooit landelijk gelegen orgelzaal van Cor Booy bij St. Pancras is ingesloten door de nieuwbouwwijken van Alkmaar.

Hans Raaphorst, over zijn bezoeken aan orgelzaal Booy in het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw:

712353

Begin jaren 60 van de vorige eeuw gingen wij met een groepje orgelfans jaarlijks naar Cor Booy. Door een artikel (ik meen in de Nieuwe Haagsche Courant) van destijds hiertoe aangespoord.

“n Orgel zingt tussen de kool” zo heette het artikel. Daarin werd de orgelzaal met het Pelsorgel van Booy beschreven. Mijn orgelleraar van destijds n.l. Jan van Weelden, organist van de Haagse Bethlehemkerk waar ik les had wist ik zover te krijgen, dat wij met aan aantal medeleerlingen, op een Zaterdagmiddag naar de orgelzaal in Noord-Holland gingen. Het sprak toen zeer tot onze verbeelding. De auto parkeren bij de slager in St.Pancras en dan te voet verder over het smalle tegelpad richting orgelzaal. Dan opeens na een bocht zag je van ver de orgelzaal liggen tegen het kleine huis aan in het wijdse landschap. Links zag je Alkmaar en rechts lag in de verte Schagen, verder weiland , sloten en van die boogbruggetjes. Soms passeerde je een fietser.

Een van de medeleerlingen, destijds werkend bij TNO had een loodzware bandrecorder meegenomen, om zo alles te kunnen vastleggen.Vanwege de afstand die wij moesten lopen (ik denk zeker een kwartier) had hij deze vastgemaakt op het onderstel van een kinderwagen. 712355We kwamen steeds dichter bij de orgelzaal en waren vol spanning. Aangekomen bij het huis stond Cor Booy met zijn bejaarde moeder ons al op te wachten. Een zeer vriendelijke man, wiens hart helemaal uitging naar de orgelmuziek. Wij waren door het hele gebeuren zeer geboeid. De kleine woonkamer met de grote schuifdeur naar de orgelzaal met uitzicht op het prachtige orgelfront. Direct achter de schuifdeur de speeltafel met van die labelregisters.

Eenmaal binnengekomen kroop Cor achter de speeltafel en liet ons fragmenten horen van bekende orgelwerken, die hij uit het hoofd speelde. Wij stonden ademloos te luisteren en waren zeer geboeid door de muziek, de zaal en de gehele entourage. “Nu moet jij maar eens spelen Jan”, sprak Cor Booy. Zo kreeg Jan en daarna wij allemaal om beurten de gelegenheid het orgel te bespelen.

712356

Dit gebeuren herhaalde zich enkele jaren achtereen, dat we op een zomerse zaterdagmiddag vanuit Den Haag naar Noord-Holland togen om weer eens bij Cor Booy te gaan buurten. Het gebeurde ook dat Bram Bruin (een zwager van Cor) langs kwam en ons tracteerde op een bewerking van Jan Zwart. Toendertijd leefde de moeder van Cor nog en zij stond erop dat wij bleven brood eten. Ik vond het altijd fantastisch om daar te vertoeven, temeer omdat Cor Booy zo’n bewogen mens was, die eigenlijk er alleen maar op uit was om met zijn eenvoudige muziek zijn Schepper te loven.

Fantastisch dat deze unieke plek behouden is gebleven en een stichting zich geheel voor dit behoud inzet.

corbooyOrgelzaal Booy dankt zijn bekendheid niet alleen aan zijn bijzondere ligging in het poldergebied. Veel meer nog is de zaal bekend geworden door de man erachter: boer, tuinder en hobbyist Cor Booy (1903-1988). Van jongs af aan werkte Cor mee op het bedrijf van zijn vader in Sint Pancras. Behalve op zondag. Dan werd alleen de noodzakelijke arbeid voor het vee verricht en ging het gezin Booy trouw twee keer naar de kerk. Vaak kroop vader Cornelis zondags ook even achter het harmonium om een psalm te spelen of zomaar wat te improviseren. De kleine Cor kon dan intens genieten van de klanken die uit het harmonium kwamen. Al op jonge leeftijd kreeg hij orgelles. Een probleem daarbij was het notenschrift. Dat bleef een duistere zaak voor hem. Ondanks dat werd hij steeds meer bedreven in het orgelspel. Muziek van Bach, Händel, Widor en van Jan Zwart wist hij bijna feilloos te vertolken. Allemaal uit het hoofd, want wat Cor eenmaal gehoord had, kon hij met weinig moeite ook zonder noten naspelen. Het werd zelfs zo’n succes dat hij op tienjarige leeftijd tijdens de kerkdiensten al het orgel mocht bespelen en alom werd hij geprezen voor de wijze waarop hij zich van zijn taak kweet.

Kerkorgel

Een kerkorgel was natuurlijk veel indrukwekkender dan het harmonium thuis en daarom toog Cor regelmatig naar de Grote Kerk in Alkmaar om er orgelconcerten bij te wonen. Verschillende organisten beluisterde hij daar, maar het orgelspel van Jan Zwart waardeerde hij toch het meest. Door al die ervaringen raakte de jonge Booy na verloop van tijd een beetje uitgekeken op het harmonium thuis. Het schonk hem niet de voldoening waarnaar zijn muzikale hart uitging. Hij wilde graag meer. Het verlangen naar een eigen pijporgel groeide en het liet hem niet meer los. Er werden gesprekken aangeknoopt met de Alkmaarse orgelbouwer Pels en het resultaat was dat deze orgelbouwer opdracht kreeg voor rekening van Cor een pijporgel te bouwen. Aangezien er in het ouderlijk huis onvoldoende  ruimte was, kreeg het orgel een plaats in het huis van broer Gerrit. Op het tweeklaviers orgel met vijftien stemmen kon Cor goed uit de voeten. Tal van dorpelingen kwamen er op af om te luisteren. Niet alleen naar de muzikale verrichtingen van Cor, maar ook naar die van andere organisten. In mei 1944 had Feike Asma (toen 32 jaar, net benoemd als organist van de Evangelisch Lutherse kerk in Den Haag) de eer als eerste beroepsorganist te mogen concerteren op het orgel van Cor Booy. Het programma vermeldde werken van Bach,  Händel, Widor en natuurlijk van Jan Zwart.

Overplaatsingen

Na de oorlogsjaren liet Booy zijn orgel door Pels verkassen naar een groot huis dat hij inmiddels in Sint Pancras had aangekocht. De vreugde was helaas van korte duur want door de corbooy_speeltwoningnood vorderde de gemeente een deel van het huis. Het huis werd weer verkocht en opnieuw moest het orgel gedemonteerd worden. Het liefst wilde Cor het elders weer opbouwen, maar dat was niet zo eenvoudig. Het ouderlijk huis in de Daalmeerpolder kon het onmogelijk herbergen. !n de stal of de schuur was wel ruimte aanwezig maar die kon met het oog op de koeien en de gladiolenteelt beslist niet gemist worden. Toen er over deze zaak berichten verschenen in plaatselijke bladen, kwamen er van heinde en ver mensen opdagen, die het orgel wel voor een zacht prijsje wilden overnemen. „Dat nooit!”, zei Cor en eigenhandig bouwde hij een flinke garage tegen het boerderijtje van vader en moeder aan. Daarin werd het orgel voor de derde keer opgebouwd. De speeltafel kreeg een plekje in de hoek  van de kamer, die door een toog verbonden was met de ruimte waar het orgel opgesteld stond. Door een glazen schuifdeur kon men de frontpijpen zien blinken. Cor kon weer spelen. Vooral ’s avond maar ook tussen de middag liet hij regelmatig zijn handen over de toetsen glijden. Ook de concertserie werd weer voortgezet. Organisten als Piet van Egmond, Simon C. Jansen en Feike Asma hadden er graag een flinke wandeling of een boottocht voor over. Tijdens de concerten konden zo’n zestig mensen plaatsnemen in de garage en de huiskamer. Kisten met een paar planken erover fungeerden als zitplaats voor de bezoekers. De meeste bezoekers vonden het allemaal prachtig. Cor Booy was echter niet tevreden:de akoestiek in de garage kon hem slechts matig bekoren. Na bestudering van allerlei boeken over deze materie broedde hij al weer op nieuwe plannen.

Definitieve huisvesting

corbooy_orgelEind 1959 werden deze plannen omgezet in daden. Het nog maar vijf jaar oude zaaltje  werd met de grond gelijk gemaakt en aannemer Zegers uit Sint Pancras kreeg de opdracht ter plekke een nieuwe zaal te bouwen. Twintig meter lang, zeven meter breed en vijf meter hoog. Ongeveer honderdvijftig personen konden er een zitplaats vinden. Het plafond van de zaal werd door Cor Booy zelf beschilderd en een neef schilderde op de ramen het  scheppingsverhaal. Bij de herplaatsing van het orgel werd het meteen uitgebreid tot eenentwintig sprekende stemmen. Op 21 mei 1960 werd het in gebruik genomen met een  orgelbespeling door zwager Bram Bruin uit Alkmaar. Tal van genodigden en belangstellenden woonden de ingebruikname bij. Ook daarna bleef de belangstelling groot. Voor Booy was dat mede een reden om het orgel nog verder uit te breiden. Vele concerten werden er gegeven en honderden bezoekers wisten in de loop der jaren de weg naar de orgelzaal te vinden. Door de publiciteit in verschillende binnen- en buitenlandse kranten werd de orgelzaal Booy voor velen een begrip. Ook de plaatselijke VVV werkte daar aan mee door de orgelzaal als bezienswaardigheid in haar programma op te nemen. Het was een drukke tijd voor Cor Booy. Hij kon het kennelijk allemaal aan. Bovendien zag hij nog kans om zich bezig te houden met een andere hobby: sleutelen aan stoommachines. Met een tuin, locomotieven en een aantal zelfgebouwde wagons vervoerde hij in de zomermaanden tientallen personen over het meer dan tweehonderd meter lange spoorwegnet in de tuin achter de  orgelzaal. De grootste liefde van Booy bleef toch het orgel en de orgelmuziek. Rijk is hij nooit geworden van al zijn activiteiten. Integendeel, maar dat had hij er graag voor over.opweg_naar_de_orgelzaal

Foto rechts: op weg naar Orgelzaal Booy vanuit St. Pancras, midden jaren ’60 vorige eeuw (Het gaat hier om een groep jongeren uit Castricum, die te gast waren bij de Gereformeerde Kerk van St. Pancras.)

(Lulof Dalhuisen, de Gezinsgids, 12 juni 2003)